“Cultuur moet niks, cultuur is vrij en dat is net het schone”
Raf Walschaerts, de cabaretier die voelt dat hij een ruimtevaarder is
Raf en Mich Walschaerts vormen het cabaret-duo Kommil Foo. Met de nodige humor en beeldtaal toveren zij een unieke voorstelling in elkaar. Raf vertelt meer over hun blik op cultuur en taal.
Tekst: Jolien Vandeven en Marjolein Goris, foto: Toon Aerts
We vallen direct met de deur in huis. Als cabaret-duo zijn je broer en jij veel bezig met cultuur. Waarom vind je cultuur noodzakelijk?
“Dat is ineens een grote vraag. Er zal ongetwijfeld een heel wetenschappelijk gegrond antwoord voor bestaan, maar wat in mij opkomt is dat cultuuruitingen niet per se zinvol moeten zijn. Cultuur moet niets en dat is net het schone. Het is ongelooflijk belangrijk om die grens te bewaren en te onthouden. Ik merk dat ik dat ook verdedig. We leven in heel moralistische, ethische tijden en tot mijn verbazing is de publieke opinie opeens op een vier à vijf jaar tijd helemaal veranderd. Men vindt dat we met een ethische bril naar kunst moeten kijken. Dat botst met mijn opvatting van cultuur. Het moet niet de juiste ethische ondergrond of opvatting hebben, het mag ook fout zijn. Kunst moet vrij zijn.”
Kunst moet vrij zijn. Dat zie je ook terug in jullie taal. Jullie spelen veel met woorden?
“De schoonheid van taal is mijn lust en leven. Als ik een mooie zin maak, dan is mijn dag goed. Ik zing in het Nederlands, want ik wil mezelf het niet moeilijker maken dan het al is. Jezelf blijven verfijnen in humor, poëzie, ironie en sarcasme, dat is al zo moeilijk in je eigen taal. Je moet op de toppen van je tenen gaan staan om iets te verwoorden dat cynisch is, niet bruut en waar een tederheid inzit. De beste dingen die ik schrijf, kan ik alleen maar in het Nederlands schrijven. Let wel, je kan een prachtige poptekst hebben in het Engels, die zegt wat het moet zeggen, opwindend en ontroerend is. Maar om alles goed te verwoorden en ook nog eens heel verschillende gevoelens los te maken bij het publiek, dat zou voor ons niet mogelijk zijn in een andere taal dan het Nederlands.”
Jullie teksten zijn allemaal in het Algemeen Nederlands. Is dat belangrijk voor jullie?
“Dat is zo gegroeid. 35 jaar geleden begonnen we samen met Noordkaap, Stijn Meuris, Gorki, Luc De Vos. Zij zongen allemaal in het Algemeen Nederlands. Luc zong niet in het Gents en Stijn niet in het Limburgs. Moesten we nu pas beginnen, zouden we misschien iets Antwerpser klinken, maar dat is geen bewuste keuze. De podiumtaal is voor ons ondertussen even natuurlijk geworden. Bovendien als je de taal van nieuwslezers van 50 jaar geleden met vandaag, zelfs op de VRT, merk je dat de standaardtaal aan belang verliest.”
Vind je dat erg?
“Moeilijke vraag. De conservatieve stem in mij zegt dat het fijnste is om de twee talen te beheersen: een algemene taal die iedereen goed begrijpt en waarin je ook aan kunst en poëzie kan doen en daarnaast onze dialecten. Ik ging bijvoorbeeld in Knokke kijken naar Wouter Deprez. Ik was compleet vergeten dat het in het West-Vlaams zou zijn. Na een kwartier wende ik er pas aan, maar daarna vergat ik bijna dat het dialect was. Wouter kan het allebei: in het Algemeen Nederlands en in het dialect. En dat is toch een voordeel.”
Merk je ook een probleem met Verengelsing?
“Ik ga daarvoor niet op de barricades staan, want het is een verloren gevecht. Als we in Nederland optreden, complimenteert het publiek ons met de rijkheid en schoonheid van onze taal. Zij gebruiken namelijk meer Engelse woorden in hun taal. Een evolutie die er bij ons ook zit aan te komen. Maar taal verandert en taal verandert al 100.000 jaar. Daar moet je niet tegen vechten.”
Heb je met je broer Mich vaak discussies over verwoordingen?
“Constant. We werken alles samen af. Dat is beter dan alleen, maar natuurlijk is verwoording ongelooflijk precair. Je wilt niet weten hoe traag we schrijven. Soms wel drie weken op één tekst. Drie weken niets anders dan dat. Over veel dingen raak je niet direct uit of je vergeet sommige ideeën ook snel. Als je dan terug achteruit kijkt kan het zijn dat je op een briljant idee stoot dat je eerder had en waarvan je denkt: ‘Dat is iets dat exact is zoals het moet zijn’. Dan heb je iets gemaakt dat kans maakt om het publiek te raken.”
Verandert jullie voorstelling vaak?
“Heel de tijd en dat is grappig om op te merken. Oogst is nu een best-off, maar het is nu al helemaal anders dan toen we die begonnen spelen. Het zit namelijk in de kleine dingen. Je herkent de liedjes natuurlijk, maar de sfeer waarin de voorstelling baadt, verandert. We hebben nu meer impact op het publiek dan toen we begonnen te spelen. Waar ligt dat aan? Daar kan ik niet meteen de vinger op leggen. Wij amuseren ons nog beter dan in het begin.”
Taal is belangrijk, dat vinden wij ook bij Davidsfonds. Daarom lanceerden we de Taal is Toekomst-trofee waarbij we op zoek gaan naar taalinitiatieven die de Nederlandse taal stimuleren en daardoor mensen samenbrengt. Heb jij zo een project in gedachten? Nomineer het dan op taalistoekomst.be.