Vanbinnen
Dimitri Leue over kunst
De immer enthousiaste Dimitri Leue staat niet alleen op het podium, maar gaat samen met zijn kinderen ook naar andere voorstellingen of tentoonstellingen kijken. In het maartnummer van ons magazine liet hij de kunstfilosoof in zichzelf los.
Tekst: Dimitri Leue
We worden dezer dagen verwend. Grote exposities van grote namen. Ik roep mijn jongste dochter erbij om te kiezen. “Waar gaan we heen?” “Naar mij,” zegt ze. Wat bedoelt ze daar nu mee? Is het iets filosofisch? Probeert ze me duidelijk te maken dat kunst niet over de kunstenaar gaat, maar over de toeschouwer, de bezoeker? Bedoelt ze dat de ontvanger belangrijker is dan de boodschapper, misschien zelfs belangrijker dan de boodschap? Heeft ze het over hoe ideeën zich in onze hoofden verplaatsen? Hoe artiesten de katalysator worden van dromen? Als kunst al ergens heengaat, dan is het naar de innerlijke wereld van de toeschouwer. De grote filosoof Koen Wauters zou zeggen: ‘Het zit vanbinnen.’ Kijk niet naar de schilderijen, kijk naar wat ze met jou doen. Verplaats je niet in het schilderij, voel de verf in jou.
Maar misschien is haar antwoord simpelweg de kinderlijke reactie van een zevenjarige die het niet over kunst wil hebben, maar over zichzelf. Die mijn onverdeelde aandacht wil. In plaats van onze gedeelde aandacht voor het artistieke werk van anderen. “Welk beeld spreekt je het meest aan?” vraag ik. Ze kijkt lang naar de olifanten op stelten. Op mijn gsm zoek ik alvast de praktische info over de tentoonstelling van Dalí. “Dit beeld spreekt mij niet aan. Ik kijk er al zeker vijf minuten naar. Het zegt me niets.” Weer verwart ze me. Als je vijf minuten naar een beeld kijkt, spreekt het je net wel aan, toch? Bedoelt ze nu gewoon dat een beeld niet kan spreken? Begrijpt ze de figuurlijke betekenis van aanspreken niet? “Vind je het mooi?” “Mooie olifanten kunnen vliegen,” zegt ze heel overtuigd.
Als kunst al ergens heengaat, dan is het naar de innerlijke wereld van de toeschouwer.
Ik duw haar een foto van Stephan Vanfleteren onder de neus. “Wat denk je hiervan?” “Jammer.” Ik bekijk de foto en denk dat ze het jammer vindt dat de zwaan dood is. “Voor de zwaan?” “Nee, voor de foto. We hebben toch ook een foto van opa die leeft aan de muur.” Daar heb ik geen verhaal tegen. Ik hoorde Vanfleteren zelf op de radio vertellen dat er vroeger foto’s werden gemaakt van de doden. Dat die tijd voorbij is, dat we nu niet meer kunnen omgaan met onze vergankelijkheid. En dat een foto net dat is, het stilzetten van de tijd.
“Dit vind ik leuk.” Ze wijst naar de aankondiging van de tentoonstelling van Keith Haring. Mannetjes die elkaar vastpakken en een lamp. Nog een echte gloeilamp. Uit de tijd toen het gat in de ozonlaag belangrijker was dan de opwarming van de aarde. Ik toon haar nog wat beelden van Keith Haring. Ze geraakt helemaal in de ban van die gekke mannetjes en die streepjes. Ik trek mijn jas al aan, loop nog even terug naar de living en zie hoe ze aan haar bureautje tekeningen zit te maken. Gekke mannetjes en strepen, veel kleur. Ik besluit mijn jas weer weg te hangen. Vandaag gaan we niet naar de kunst. De kunst komt naar ons – of toch naar haar.
Copyright foto: Thomas De Boever